Geschiedenis
De geschiedenis van bier is oud, zeer oud. Hoe oud precies, daar is niet iedereen het over eens. Maar bier, of in ieder geval iets wat op bier lijkt, is al bekend sinds het begin van de menselijke beschaving.
Het volgende overzicht beschrijft de hoogtepunten in de biergeschiedenis:
7000 v Chr. – 3000 v Chr. - Neolithische Tijdperk: Men denkt dat de geschiedenis van het bier teruggaat tot het neolithische tijdperk, toen de eerste mensen graan gingen oogsten en de oogst opsloegen voor later gebruik. Onze verre voorouders moeten geleidelijk aan gemerkt hebben dat gekiemde granen in contact met water een drankje opleverde met enige houdbaarheid en dat daarnaast ook benevelend werkte. Dit drankje leek echter meer op 'vloeibaar brood' dan op bier. Waarschijnlijk waren het de vrouwen die zorgden voor de bereiding van dit bier. Harde bewijzen voor deze ontstaansgeschiedenis zijn echter niet gevonden.
3500 v Chr. - 1300 v Chr. - Mesopotamië: Het grondgebied van het oude Mesopotamische rijk lag grotendeels binnen de grenzen van het huidige Irak, maar omvatte ook een deel van het huidige Syrië en Iran. Via archeologisch onderzoek zijn er aanwijzingen gevonden dat men bier kende in de Sumerische beschaving in het zuidelijke deel van Mesopotamië. Op kleitabletten met spijkerschrift van meer dan vijfduizend jaar oud trof men instructies aan voor het brouwen van een drank genaamd 'Sikaru'. Dat gebeurde in de vorm van een soort broodpap, een mengsel van gekiemde granen en water. Die broodpap gistte en leverde een soort voorloper van het bier op. De broodpap techniek werd verder ontwikkeld, met toevoeging van kruiden en soms honing, hetgeen resulteerde in meerdere varianten.
Uit het Babylonische rijk, dat het Sumerische opvolgde, hebben we waardevolle aanwijzingen over de rol van bier, vooral in de beroemde Code van Koning Hammourabi (1792-1750 v Chr.), de oprichter van het Babylonische rijk. Deze code bevat een groot aantal wetteksten; in een van de teksten wordt de straf bepaald voor brouwers die zich niet aan de wet houden. Ze kunnen zelfs in hun eigen bier verdronken worden wanneer het als ongeschikt voor consumptie wordt beschouwd. In deze tijd heeft de brouwer een belangrijke sociale positie.
Grieken, Romeinen, Germanen: De techniek van het brouwen kwam uiteindelijk naar Griekenland en het Romeinse rijk, waar men echter een voorkeur had voor wijn en het bier geen hoofdrol kon opeisen. Via de Romeinen kwam de biercultuur in onze regio terecht bij de Germanen die het drankje met overtuiging aanvaardden en grote bierverbruikers werden. In de loop van deze geschiedenis verdween de broodpap, om stilaan plaats te maken voor het rechtstreekse gistingsproces van granen.
In diezelfde tijd kennen de Chinezen ook al bier. Technisch gesproken zijn zij al heel wat verder dan de beschavingen rondom de Middellandse Zee. In hun eerste teksten komen we de term 'tsiou' tegen als een heldere, gegiste drank waar men dronken van wordt.
300-1500 Middeleeuwen: In de Middeleeuwen was bier een echte volksdrank. Dit had vooral te maken met het feit dat er nog geen schoon drinkwater was. Het water bevatte veel bacteriën, en bier omdat het gekookt was niet. Iedereen, zelfs de kinderen, dronk dan ook bier, alhoewel het meestal tafelbier betrof.
Tussen 1400 en 1500 kregen veel steden stadsbrouwerijen. In deze brouwerijen werd bier gebrouwen dat verkocht mocht worden op de markt of aan de herbergen. De stadsbrouwers verenigden zich in brouwersgilden. Deze gilden zorgden voor vaste regels voor het brouwen en voor vaste prijzen voor de bierverkoop. Daarnaast kregen bierbrouwers vaste adressen waar zij hun bier konden verkopen. Het waren overwegend mannen die het bier in de stadsbrouwerijen brouwden. Opvallend, aangezien het de vrouwen waren die in het begin van de geschiedenis het bier brouwden. Binnen de brouwersgilden werden ook afspraken gemaakt over brouwrecepten. Aangezien iedere stad zijn eigen brouwersgilde had met zijn eigen recepten, ontstonden er verschillende streekbieren met elk hun typische smaak.
16e eeuw - Reinheitsgebot: In 1516 vaardigde de Duitse keurvorst Wilhelm IV het zogenaamde Reinheitsgebot uit, waarin werd bepaald dat bier uitsluitend van water, gerst en hop mocht worden gebrouwen (gist kende men toen nog niet). Het werd gezien als een bescherming van Duitse brouwerijen tegen de concurrentie van buitenlandse brouwerijen. In 1987 is deze bescherming door het Europese Hof ongeldig verklaard. Brouwerijen mogen dus bier op de Duitse markt uitbrengen dat niet aan het Reinheitsgebot voldoet. De meeste Duitse brouwerijen blijven echter gewoon volgens het Reinheitsgebot brouwen voor de eigen Duitse markt.
17e eeuw – De Gouden Eeuw: In de roemruchte Gouden Eeuw kreeg bier concurrentie van dranken als wijn, koffie en thee die werden meegebracht door handelsreizigers. Voor het gewone volk bleef bier echter het enige alternatief, omdat de andere dranken te duur waren.
18e eeuw - Terugval bierconsumptie: Door de opkomst van de andere dranken werd het bier steeds minder populair.
19e eeuw - De doorbraak van lage gisting: De ontdekking van Louis Pasteur in 1880 omtrent gist is bepalend geweest voor de geschiedenis van het bier. De smaak van bier wordt bepaald door de gisting. Deze gisting gebeurde aanvankelijk spontaan, zodat het onmogelijk was om de smaak vooraf te bepalen. De brouwers konden alleen maar hopen dat het eindproduct in de smaak zou vallen. Louis Pasteur (1822-1895) ontdekte dat er verschillende soorten gistcellen voorkomen en dat niet alle gisten even geschikt zijn voor een goede gisting en bijgevolg een optimale smaak van het bier. Daarom ging hij op zoek naar de meest geschikte gistsoorten voor het brouwproces. Door deze steeds voort te kweken, konden brouwers keer op keer dezelfde gisting en dus bier met dezelfde smaak bereiken. Deze gistsoorten werden reincultuur genoemd, om aan te geven dat het om
één zuivere gistsoort ging.
Pasteur ontdekte bovendien dat het mogelijk was dranken te bewaren door ze te verhitten tot 70°C. Bij die temperatuur worden alle aanwezige micro-organismen geïnactiveerd. Deze nieuwe techniek - die wij kennen onder de naam pasteurisatie - maakte het voortaan mogelijk om bier langere tijd te bewaren. Dankzij de
kennis van Pasteur gingen de brouwerijen weer volop floreren.
Omdat bier tijdens de gisting op een koele plaats bewaard moet worden, werd er alleen in de winter gebrouwen. Koelinstallaties bestonden immers nog niet. Na de uitvinding van de koelmachine door Von Linde in 1877 werd deze import van ijs gelukkig overbodig.
20e eeuw - Teloorgang en wederopstanding van de brouwnijverheid: Doordat het economisch slechter ging, en de wereld te maken had met twee wereldoorlogen, raakte de bierindustrie in het slop. Tijdens de oorlogsjaren waren er natuurlijk te weinig grondstoffen en te weinig personeel om fatsoenlijk bier te brouwen.
21e eeuw – Groei en schaalvergroting: In de 21e eeuw zien we ook in de brouwindustrie een trend naar productiegroei en schaalvergroting. Overnames en fusies van brouwerijen zijn dan ook sinds het begin van deze eeuw regelmatig in het nieuws.
Bier is niet meer uit onze maatschappij weg te denken. Het bier dat we nu kennen is echter niet meer te vergelijken met het product dat men bier noemde in de 19e eeuw, en al helemaal niet met het 'bier' uit de tijden daarvoor. Toch spreekt geschiedenis nog altijd tot de verbeelding en daarom wordt er vaak verwezen
naar de historie bij de marketing van een biermerk. "Gebrouwen naar eeuwenoud recept" of vergelijkbare uitspraken worden gebruikt om een bier aan te prijzen. Gelukkig voor ons wordt bier nu gebrouwen met hedendaagse brouwtechnieken, grondstoffen, en hygiëne. Natuurlijk wordt er wel eens gekeken naar oude
recepten om inspiratie op te doen voor een nieuw bier, hetgeen ons historisch besef niet doet vergeten.